Kenniscentrum Techniek

‘Het is heel mooi om mee te bouwen aan de kennis van morgen'

26 sep 2022 12:21 | Kenniscentrum Techniek

Op een plaats delict worden dankzij zeer gevoelige onderzoeksmethoden tegenwoordig steeds kleinere sporen gevonden. Een ontwikkeling die kansen én uitdagingen met zich meebrengt. Want wat kunnen die sporen ons vertellen over wat er is gebeurd? Op 4 oktober ging Bas Kokshoorn, bijzonder lector Dynamiek van Forensische Sporen bij de Hogeschool van Amsterdam (HvA), in op deze en andere vragen tijdens zijn lectorale rede.

Binnen de forensische wetenschap wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende typen onderzoeksvragen. Zo zijn er vragen over de herkomst van sporen op de plaats van een incident, zoals DNA en vezels. Van wie zijn de sporen die daar worden aangetroffen afkomstig? Daarnaast zijn er vragen over de handelingen waardoor de sporen zijn ontstaan. Daarbij draait het niet zozeer om wie de sporen heeft achtergelaten, maar om hoe en wanneer ze zijn ontstaan. Het is deze tweede onderzoekslijn die centraal staat in het lectoraat Dynamiek van Forensische Sporen.

Het lectoraat, dat is opgezet in samenwerking met het Nederlands Forensisch Instituut, is het enige in Nederland dat gericht onderzoek naar dit onderwerp doet. Met het lectoraat wil Kokshoorn expertise over het gedrag van sporen opbouwen en delen met politie, rechters, advocaten en andere partijen in zijn vakgebied. ‘Ik ben forensisch onderzoeker geworden omdat ik wil bijdragen aan het oplossen van strafzaken’, vertelt hij. ‘Het is een onderwerp dat ik ongelooflijk belangrijk vind en dat me enorm boeit. Ik vind het dan ook heel mooi om op deze manier mee te bouwen aan de kennis van morgen.’

Geen spoor te verliezen

Voor het opbouwen van die kennis start Kokshoorn dit najaar met het vierjarige project Geen spoor te verliezen, samen met lector Forensisch Onderzoek Christianne de Poot. Het project wil onder meer het zoeken naar en interpreteren van delictgerelateerde sporen verbeteren. ‘De afgelopen decennia zijn we heel goed geworden in het analyseren en interpreteren van sporen’, legt Kokshoorn uit. ‘We kunnen nu bijvoorbeeld minieme DNA-sporen en schotrestdeeltjes terugvinden. Dat is fantastisch voor het opsporen van mogelijke daders, maar roept ook veel vragen op. Stel dat we een klein beetje DNA van een verdachte op de trui van een slachtoffer vinden, wat zegt dat dan over hoe het daar is beland? Zijn deze sporen relevant voor het onderzoek, of kunnen ze er ook op een andere manier terecht zijn gekomen? Door de toenemende gevoeligheid en nauwkeurigheid van het forensisch onderzoek vinden we namelijk ook veel sporen van mensen en activiteiten die niets met het misdrijf te maken hebben. Om de groeiende hoeveelheid sporen op de juiste manier te interpreteren, moeten we ze beter leren begrijpen.’

Daarnaast richt Geen spoor te verliezen zich op de invloed die verschillende stappen in het forensisch proces hebben op sporenonderzoek. Kokshoorn: ‘Zodra er sporen zijn gevonden op bijvoorbeeld kledingstukken, worden deze zogenoemde ‘sporendragers’ eerst veiliggesteld. Daarna worden ze verpakt en vervoerd naar het lab, waar ze vervolgens tijdelijk worden opgeslagen, totdat de analyse plaatsvindt. Hebben deze stappen mogelijk gevolgen voor de informatie die we nog uit de sporen kunnen halen? Met het onderzoek willen we hier meer inzicht in krijgen.’

Samenwerken met studenten

Binnen deze en andere onderzoeken werkt Kokshoorn niet alleen nauw samen met praktijkpartners als het Nederlands Forensisch Instituut, maar ook met studenten. Tijdens stages en afstudeerprojecten leren de toekomstige professionals nadenken over wat sporen hen kunnen vertellen. Bovendien hebben ze na afloop bovengemiddeld veel kennis over een onderwerp waar grote vraag naar is in het forensisch veld. Daardoor hebben ze een goede startpositie op de arbeidsmarkt. ‘Tegelijkertijd leren wij als docenten en onderzoekers ook veel van hun bevindingen’, zegt Kokshoorn. ‘Zo hebben studenten onlangs onderzocht wat de kans is om, door regulier sociaal contact, mannelijk DNA aan te treffen op het ondergoed van vrouwen. Dat leverde voor de forensische praktijk een heel bruikbare dataset op. Daarnaast is het ook gewoon erg leuk om met studenten samen te werken. Het zijn jonge, gedreven mensen die van aanpakken weten. Hun energie en daadkracht werkt inspirerend.’

Meer lezen?