Van torenhoge energieprijzen tot een bloedhete zomer

De belangrijkste ontwikkelingen in het onderzoek van 2022

1 jan 2023 11:07 | Kenniscentrum Techniek

2022 is voorbij. Tijd voor een terugblik! Wat waren de belangrijkste ontwikkelingen in het onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam? Negen lectoren van de faculteit Techniek beantwoorden deze vraag vanuit hun eigen vakgebied.

‘De belangrijkste ontwikkeling dit jaar is natuurlijk de oorlog in Oekraïne. Naast de grote vluchtelingenstroom, chaos op de wereldmarkt en geopolitieke spanning heeft dit een enorme invloed op de energieprijzen. Hierdoor is energiebesparing hoog op de agenda komen te staan. Wel lijken de prijsstijgingen momenteel de voornaamste drive om te besparen, terwijl het klimaat op de achtergrond raakt. Dat is jammer. De overheid compenseert nu alle Nederlanders voor hun energiekosten, maar deze energiecrisis is – voor iedereen die het kan betalen – juist een mooie prikkel om te verduurzamen.’

‘Toch zijn er ook veel positieve ontwikkelingen. Zo heb ik in maart met collega-onderzoekers een oproep van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie ondertekend voor een Samenwerkingsprogramma Snelle Energiebesparing. Mede daardoor heeft de HvA besloten de schoolgebouwen minder te verwarmen en koelen. Daarnaast werken we met verschillende partners aan het project Aanpassingen cv-installaties. Hiermee onderzoeken we hoeveel je kunt besparen door de temperatuur van je cv-ketel lager te zetten.’

‘Een ander actueel project is Flexpower. Hiervoor onderzoeken we met de gemeente Amsterdam en andere partners of we het laden van elektrische auto’s kunnen verplaatsen van piek- naar daluren. Het aantal elektrische auto’s blijft namelijk stijgen, terwijl het net op veel plekken geen nieuwe aansluitingen aankan. Door het laden te spreiden, kunnen er drie tot vier keer zoveel laadpalen op het bestaande net worden aangesloten. Een belangrijk resultaat.’

‘De zomer van 2022 is voor Europa de heetste ooit gemeten. Onderzoek naar hittebestendige inrichting van steden is dan ook nog steeds hard nodig. Dit jaar rondden we het project Cool Towns af, waarmee we Europese gemeenten handvatten bieden om hittestress in kaart te brengen. Daarnaast heeft het onderzoek RESILIO laten zien in hoeverre groene daken bijdragen aan het hittebestendig inrichten van steden. Omdat het tijdens hittegolven ook binnenshuis flink warm kan worden, hebben we meerdere onderzoeken naar Hitte in de woning uitgevoerd. Hierin onderzoeken we welke maatregelen woningen koel houden en hoe bewoners de koelbehoefte energiezuinig kunnen invullen, zonder de energievraag voor de hele stad te verhogen.’

‘Verder hebben we dit jaar een studiereis naar Freiburg georganiseerd, een stad die voorop loopt bij klimaatadaptatie en verduurzaming. Studenten van de minor Klimaatbestendige stad hebben daar temperaturen gemeten, de waterhuishouding onderzocht en gekeken naar het koelen van gebouwen. Ook hebben ze de Duitse tegenhanger van het KNMI bezocht. Een interessante leerervaring voor de studenten, maar ook voor ons als onderzoekers.’

‘Naast studenten hebben we dit jaar ook zeventig Amsterdamse klimaatambassadeurs opgeleid met het Leertraject klimaatadaptatie . Hierin leren medewerkers van de gemeente Amsterdam over de nieuwste onderzoeksinzichten en over maatregelen die ze kunnen nemen voor het klimaatbestendig inrichten van steden. Verder zijn we dit jaar met het KNMI het lectoraat Klimaatgeletterdheid gestart. Tot slot zijn we begonnen met het onderwerp van de mogelijk extreme zeespiegelstijging. Daarover volgend jaar meer.’

‘In 2022 is de wereldbevolking gegroeid naar acht miljard, terwijl de consumptie per bewoner door de toegenomen welvaart blijft stijgen. Om in die behoefte te kunnen voorzien gebruiken we dagelijks veel waardevolle grondstoffen, waardoor we de aarde steeds verder uitputten. Daarom is het cruciaal dat we anders met onze grondstoffen en materialen omgaan. Bijvoorbeeld door het slimmer ontwerpen en gebruiken van producten. En door veel meer materialen hoogwaardig te hergebruiken.’

‘Om de overgang naar een circulaire economie in de Metropoolregio Amsterdam te versnellen, is dit jaar het CIRCOLLAB-programma gestart. Daarvoor werkt mijn lectoraat samen met tien andere lectoraten van drie hogescholen en meer dan dertig partners uit de regio: provincies, gemeenten, bedrijven en sociale organisaties. Samen geven we een impuls aan interdisciplinair onderzoek en zetten we learning communities op waarin partners onderling resultaten en inzichten kunnen uitwisselen.’

‘Een onderzoek dat hier goed bij aansluit is Urban Upcycling. Hierin onderzoeken we wat er nodig is om reststromen als afgedankte meubels op een hoogwaardige manier te hergebruiken. Hiervoor kijken we niet alleen naar succesfactoren van bestaande upcycle-initiatieven, ook analyseren we mogelijke businessmodellen en de mening van consumenten. Een mooi voorbeeld van interdisciplinair onderzoek waarmee we de circulaire economie weer een stap dichterbij brengen.’

‘De oorlog in Oekraïne heeft allerlei verstrekkende gevolgen, onder meer voor de voedselvoorziening. Doordat de export uit de ‘graanschuur van Europa’ stil kwam te liggen, werd duidelijk in hoeverre landen wereldwijd afhankelijk zijn van elkaar voor hun voedselzekerheid. Daardoor zijn korte ketens, waarbij je eten van dichtbij haalt, nu heel relevant. Wij richten ons op het logistieke aspect met het project Ontketen de korte keten voor catering. Met een groot aantal partijen - waaronder de facilitaire dienstverlener van de HvA en UvA - bekijken we of we duurzamer kunnen produceren, met zo min mogelijk schakels of kilometers tussen producent en consument.’

‘Verder zijn we dit jaar begonnen met Zero Emissie Corridor (ZEC). Tussen nu en 2050 stapt de logistieke sector over op zero emissie-transport, dus elektrisch vervoer. Hierdoor zal de vraag naar elektriciteit enorm toenemen op bedrijventerreinen. Hoe gaan we daarmee om? Dat onderzoeken we met collega’s van het lectoraat Energie en Innovatie en Toegepaste Wiskunde. Ook leuk om te vermelden is dat we in 2023 starten met LogiCELL: Logistiek & Circulaire Economie Living Lab. In drie pilots in de Metropoolregio Amsterdam worden hiervoor producten als matrassen verzameld en circulair verwerkt. Logistiek en de circulaire economie komen hier dus samen.’

‘Deze drie onderzoeken weerspiegelen de vele maatschappelijke uitdagingen waar we momenteel voor staan: het garanderen van voedselzekerheid, de energietransitie en de circulaire transitie. Samenwerken met andere vakgebieden en disciplines is essentieel om ze op te lossen, en vanuit de logistiek kunnen we hieraan een belangrijke bijdrage leveren.’

‘Dit jaar zijn we gestart met Circular Foam. Dit is het eerste project ter wereld dat het recyclen van polyurethaan (PU) hardschuim onderzoekt. Dit materiaal komt in veel producten en voorwerpen voor, zoals diepvriezers, laminaatvloeren en wandpanelen. Het recyclen ervan kan heel waardevol zijn, zowel vanwege duurzaamheid als kostenbesparing. Toch belandt het vaak in de verbrandingsoven of op stortplaatsen, want een proces voor het recyclen van PU-hardschuim bestaat nog niet. Met dit project willen we daarin verandering brengen.’

‘Senior HvA-onderzoeker David Lemiski heeft met een consortium van partners in onder meer Nederland, Duitsland en Polen gewerkt aan een regionaal ecosysteem voor met name de inzameling van hardschuim. In al deze gebieden onderzoekt het consortium bestaande recyclingpraktijken, evenals infrastructurele, logistieke en regelgevingskwesties. Kan het PU bijvoorbeeld volgens de vereiste specificaties worden teruggewonnen, opgeslagen en vervoerd naar een centrale locatie voor recycling tot op moleculair niveau? Daarnaast staan ook sociale aspecten centraal: hoe kan de industrie het bewustzijn van het belang van recycling van PU-hardschuim vergroten?’

‘Dit is een voor de HvA uniek project vanwege de grote schaal, keteninnovatie en nieuwe businessmodellen die nodig zijn. Het is ook spannend. De honderden lokale circulaire projecten zijn inspirerend, maar brengen ze circulariteit echt verder? Zo'n onderzoek roept geweldig veel nieuwe vragen op, waarop we nog geen pasklaar antwoord hebben.’

‘Een van de hoogtepunten van 2022 is de rapportage over LocalDNA, die ik met Rosanne de Roo heb geschreven en die is gepresenteerd tijdens het symposium Frontiers in Forensic Science. Met dit project hebben we aangetoond dat DNA-analyse op de plaats delict, in plaats van in een forensisch laboratorium, voor een enorme versnelling kan zorgen. DNA is met deze procedure binnen enkele uren te analyseren, terwijl het met de huidige werkwijze meerdere weken in beslag neemt. Hiermee is het een effectief opsporingsmiddel bij inbraken, straatroven en andere veelvoorkomende delicten, want daders kunnen vaak al binnen enkele uren worden aangehouden.’

‘Daarnaast is onze publicatie verschenen over de toegevoegde waarde van gedragswetenschappen op een plaats delict. Het blijkt dat forensisch onderzoekers die van recherchepsychologen informatie over afwijkende gedragsaanwijzingen op een plaats delict ontvangen, meer relevante sporen vinden en beter kunnen onderscheiden welke sporen relevant zijn. Ander mooi nieuws is dat Anouk de Ronde en ik een bijdrage hebben geschreven voor de Encyclopedia of Forensic Science over vingersporen op activiteitniveau: wat vingersporen vertellen over de handelingen van mensen op het moment dat zij de vingersporen achterlaten. Verder waren collega Bas Kokshoorn en ik beiden keynote speaker tijdens hét Europese congres over forensisch onderzoek: EAFS. Een mooie erkenning voor de HvA en ons onderzoek.’

‘Tot slot ben ik er trots op dat er ook in 2022 veel studenten via afstudeerlabs betrokken zijn bij ons onderzoek en hebben kennisgemaakt met het werkveld. Zo gaan ze straks goed voorbereid de praktijk in.’

‘Een mijlpaal dit jaar was mijn lectorale rede op 4 oktober. Op een plaats delict worden dankzij zeer gevoelige onderzoeksmethoden tegenwoordig steeds kleinere sporen gevonden. Hoe vinden we die vaak onzichtbare sporen? Hoe zorgen we dat we ze niet kwijtraken tijdens het verzamelen en onderzoeken daarvan? En wat kunnen die sporen ons vertellen over wat er is gebeurd? Tijdens mijn rede ging ik in op deze en andere vragen.’

‘Daarnaast is dit jaar ons voorstel voor het project Geen Spoor te Verliezen goedgekeurd, daar zijn we erg blij mee. Met dit het vierjarige onderzoek zetten we ons in om het zoeken, vinden, selecteren en veiligstellen van sporen op een plaats delict te verbeteren. Dat is niet altijd eenvoudig, omdat deze sporen meestal niet met het blote oog zichtbaar zijn. Bovendien zijn er op een plaats-delict ook sporen aanwezig die niets met het misdrijf te maken hebben. Daarnaast kunnen DNA-sporen op een sporendrager, zoals een kledingstuk, veranderen onder invloed van de tijd en door handelingen tijdens het forensisch onderzoeksproces. Dit kan de integriteit van sporen aantasten en daardoor interpretatie van sporen bemoeilijken. Met Geen Spoor te Verliezen gaan we onderzoeken hoe we deze uitdagingen het hoofd kunnen bieden.’

‘Na de Tweede Wereldoorlog hebben ontwerpbureaus en bouwers op grote schaal identieke woningbouwcomplexen in alle delen van ons land neergezet. Niemand weet precies wie wat waar heeft gebouwd, terwijl kennis hierover juist kansen biedt. Want als je weet welke gebouwen hetzelfde zijn, kun je hierbij opgaven rond verduurzaming en herontwikkeling groots aanpakken. Daarom zijn we dit jaar met het project Identical Strangers gestart, waarvoor we identieke complexen door heel Nederland in kaart brengen. Dit doen we met een combinatie van kunstmatige intelligentie, empirisch onderzoek via Google Street View en interviews met voormalig bouwers en ontwerpers. Tijdens de Dutch Design Week is hier ook aandacht aan besteed . Dergelijke publieke events inzetten als middel om het bredere vakdebat aan te jagen doen we graag. Zo zijn we trots op de twee middagvullende symposia over het nieuwe hybride stadsblok in Pakhuis de Zwijger , meerdere livecasts en ons tentoonstellingsobject en symposium in Nemo .’

‘Daarnaast zijn we vereerd over het uitroepen van project Sensing Streetscapes tot HvA-onderzoek van het jaar en de nominatie voor de landelijke prijs. In dit project staat neuro-architectuur centraal, waarmee je kunt analyseren hoe mensen zich voelen in de gebouwde omgeving en welke elementen daar invloed op hebben. Zo kun je ontwerpkeuzen verbinden aan de gebruikersbeleving. Voor de stad is dit cruciaal vanwege de verdichting met steeds meer hoogbouw. Hoe houden we een prettige leefomgeving? Inmiddels is ook de opvolger gestart met Building for Well-being, passen we het toe in het project Natuurinclusieve gebiedsontwikkeling en delen we deze nieuwste onderzoeksinzichten met studenten in onder andere de minor Toekomstbestendige stad. Daarnaast heeft ons team mooie stappen gezet met andere onderzoeksprojecten in afronding (o.a. Buurtdragers en Van preventie naar veerkracht), opstart (EU Bauhaus) en wording (Ruimte voor werk) – en in de nadere verbinding tussen onderwijs en onderzoek!’

‘Dit jaar was de lancering van Bright Sky, een vierjarig project waarin de HvA samenwerkt met Schiphol, KLM, TU Delft, NLR en andere kennisinstellingen en industriële partners. Ons doel is om met innovaties te zorgen voor een slimmere en duurzamere luchtvaart. Die innovaties kunnen bijvoorbeeld bestaan uit nieuwe vliegtuiginspecties en -reparaties, maar ook uit slimme manieren om het voorspellen van onderhoud en opsporen van gebreken te vereenvoudigen. We maken ook gebruik van virtual en augmented reality om onderhoudssimulatoren te ontwikkelen.’

‘Een voorbeeld: we hebben een casestudy opgezet waarbij we gegevens van een vliegtuigmotor hebben geanalyseerd. Hierdoor krijgen we beter inzicht in de staat van de verschillende motoronderdelen en kunnen we voorspellen wanneer er onderhoud nodig is. Deze optimalisatie van het onderhoudsproces brengt verschillende voordelen met zich mee. Zo zorgt het ervoor dat de systemen van het vliegtuig in optimale conditie zijn, waardoor de uitstoot vermindert. Bovendien ga je zuiniger om met je materialen, voorkom je storingen en kun je personeel gerichter inzetten.’

‘Voor de casestudy hebben we samengewerkt met een Franse uitwisselingsstudent via het Erasmus-programma. Toen hij over ons project hoorde, heeft hij ons benaderd om zijn master-stage bij de HvA te doen, in samenwerking met de Nederlandse luchtvaartindustrie. Zijn universiteit in Frankrijk was heel blij met het resultaat en heeft aangekondigd dat ze volgend jaar meer studenten naar ons zullen verwijzen. Een compliment voor ons onderzoek!’