Logo Hogeschool van Amsterdam – link naar startpaginaLogo Hogeschool van Amsterdam – link naar startpagina
Nieuws

Een nieuwe ijstijd of toch hittegolven en bosbranden?

weerapp posters for the planet Lisa Dolmans

Onlangs waarschuwden wetenschappers dat de kans dat de ‘Warme Golfstroom’ stilvalt aanzienlijk groter is dan eerder gedacht en ook nog eens eerder zou kunnen plaatsvinden. Als dat gebeurt, wordt het kouder en droger in Noordwest-Europa. Een ingewikkelde boodschap, want al decennialang wordt er juist gehamerd op de opwarming van de aarde. Moeten we ons nu instellen op een nieuwe ijstijd of op hittegolven en bosbranden? Is dit een onderwerp op de huidige klimaattop? En hoe maken we klimaatverandering begrijpelijk, bereiden we ons er goed op voor en bieden we perspectief?

Als er iemand is die kan uitleggen wat er met het klimaat aan de hand is, is het Janette Bessembinder, lector Klimaatgeletterdheid voor het KNMI en de HvA. ‘Eigenlijk is het in Nederland veel warmer dan je zou verwachten op grond van de breedtegraad,’ begint ze. ‘Dat komt doordat er warm water vanuit de Caraïben naar Noord-Europa wordt getransporteerd. Vaak wordt dit de Warme Golfstroom genoemd, maar officieel heet deze transportband van warm water naar het noorden de AMOC (Atlantische Meridionale Overturning Circulatie).’ Ze laat onderstaande video zien. Hierop is ook te zien dat er veel dieper in de oceaan, aan de oostkant van Noord-Amerika, water terugstroomt naar het zuiden. ‘Uit warm water verdampt meer water, waardoor het zouter wordt,’ legt Bessembinder uit.  ‘Omdat dit zoute water zwaarder is, zinkt dit deel ten zuidwesten van Groenland en ten noorden van IJsland twee à drie kilometer naar beneden voor het terugvloeit naar het zuiden.’

Wat staat Europa te wachten als de Golfstroom sterk verzwakt?

Bij een afzwakking van de Golfstroom zal Europa minder hard opwarmen dan op andere plekken, of zelfs kouder worden, vooral in de winter. En dat terwijl de rest van de wereld opwarmt. c: KNMI

Hoosbuien en smeltend ijs

Maar door de uitstoot van fossiele brandstoffen en methaangas warmt de aarde snel op. Het gevolg daarvan is niet alleen dat we hetere zomers hebben, maar ook dat het ijs op Groenland smelt en het meer regent. Het relatief zoute water dat door de AMOC wordt aangevoerd, wordt hierdoor minder zout en zakt minder diep naar beneden. ‘Zo wordt de transportband verzwakt en kan deze mogelijk al vanaf 2060 een kantelpunt bereiken waardoor deze uiteindelijk praktisch stilvalt,’ vertelt Bessembinder. ‘Dat betekent niet dat de AMOC dan al helemaal is stilgevallen, maar wel dat we dit niet meer kunnen tegenhouden. Het is als bij een stoel die op twee poten staat: op een gegeven moment helt die zo ver naar achteren dat hij zeker zal vallen, maar op het kantelpunt is het nog niet zover. Het duurt vervolgens nog een tijd voordat we het volledige effect van het stilvallen van de AMOC gaan merken: drogere zomers met kans op hete perioden, vooral veel strengere winters en een sterkere zeespiegelstijging. We hebben dan nog steeds een zeeklimaat, maar wel met kenmerken van een landklimaat. En als het kantelpunt eenmaal bereikt is en de AMOC praktisch tot stilstand is gekomen, kun je niet zomaar terug. Uit de geschiedenis weten we dat het duizenden jaren kan duren voor de AMOC weer sterker is geworden. Hoe meer broeikasgassen we uitstoten, hoe groter de kans dat die stilvalt. Recente onderzoeken laten zien dat die kans veel groter is dan we hiervoor dachten.’

Het effect van het stilvallen van de AMOC op de zomertemperatuur is beperkt, omdat de temperatuur in die maanden grotendeels door de zon wordt bepaald. We houden dus droge zomers met hittegolven en krijgen er strenge winters bij.
Janette Bessembinder

Janette Bessembinder

Lector Klimaatbestendige Stad

Een ingewikkeld verhaal

Het verhaal van het stilvallen van de AMOC is behoorlijk ingewikkeld. Dat geldt wel vaker voor klimaatnieuws, vertelt Sabine Niederer, lector Visual Methodologies aan de HvA, die weet hoe visualisaties daarbij kunnen helpen. ‘Beelden gebruik je om informatie overzichtelijker te maken, bijvoorbeeld met een schematische weergave waarin je details weglaat om de kern van het verhaal te visualiseren, maar ook door middel van metaforen of vergelijkingen. Zo vergelijkt het KNMI de golfstroom met een “transportband”. Dan kun je je als lezer voorstellen hoe water op verschillende dieptes door de oceaan stroomt. Wie denkt aan een transportband voor goederen, kan zich ook iets voorstellen bij de chaos die ontstaat als dat proces stokt. Maar wat gebeurt er onder water als de golfstroom aan kracht verliest en wat is de impact daarvan op de omringende landschappen? Dat is nog niet zo eenvoudig te snappen.’

Zo ontstaan er ook misverstanden. Sommige mensen denken bijvoorbeeld dat met de winterse kou ook de hittegolven in de zomers uitblijven. Maar zo werkt het niet. Bessembinder legt uit: ‘Het effect van het stilvallen van de AMOC op de zomertemperatuur is beperkt, omdat de temperatuur in die maanden grotendeels door de zon wordt bepaald.’ We houden dus droge zomers met hittegolven en krijgen er strenge winters bij.

vier lectoren klimaatgeletterdheid
Lectoren Janette Bessembinder, Sabine Niederer, Jeroen Kluck en Reint Jan Renes

Klimaatbestendige steden

De opwarming van de aarde kan alleen worden afgeremd als we onze CO2-uitstoot verminderen. Dat de aarde opwarmt, staat vast, vertelt Bessembinder. Zelfs als we vanaf morgen geen broeikasgassen meer zouden uitstoten, warmt de aarde nog iets verder op. Jeroen Kluck, lector Klimaatbestendige Stad, onderzoekt daarom hoe je steden, met het oog op klimaatverandering, zo inricht dat mensen er ook in de toekomst prettig kunnen wonen. Hij vertelt: ‘Mijn onderzoekers kijken momenteel alleen naar hitte. Voor de tijd waarin de AMOC afzwakt of stilvalt, moeten we ons richten op koudere temperaturen. Maar ook dan moeten we rekening blijven houden met hittegolven en droogte. Wereldwijd wordt het zelfs alleen maar warmer. Hitte blijft dus een relevant probleem.’

‘Als het gaat om hitte, richten we ons zowel op de binnen- als de buitenruimtes. Buiten kun je vooral vergroenen. Belangrijk daarbij is: daarmee maak je het wel beter, maar je maakt het nooit meer zo koel als het was; daarvoor is de stijging van de temperatuur te groot. Als richtlijn om de stad beter in te richten hebben we percentages groen en schaduw gegeven. Ook hebben we afstanden voorgesteld tot de koelte. We willen bijvoorbeeld dat iemand vanaf zijn huis binnen 300 meter een koele plek kan bereiken, zodat hij thuis niet vast blijft zitten. Verder kijken we naar de warmtewering van gevels: moeten het groene gevels zijn, spiegelend, van hout? Dat zijn we aan het onderzoeken.’

Daarnaast onderzoekt Kluck hoe woningen hittebestendig gemaakt kunnen worden. Met name doorzonwoningen en huizen met grote ramen kunnen heel warm worden. ‘Het belangrijkste wat je kunt doen om huizen koel te houden, is het weren van de zon,’ zegt Kluck. ‘Maar soms past zonwering niet in de architectuur of zijn de kosten te hoog. Dan moet je je woning doorluchten, als je tenminste aan twee kanten van je huis een raam hebt. Dat hebben galerijwoningen bijvoorbeeld niet. Daarbij zijn er mensen die vanwege het lawaai, de stank of de veiligheid hun huis niet kunnen doorluchten. Het “hitte-eilandeffect” maakt ook nog eens dat het midden in een stad met weinig groen moeilijker is om je woning af te koelen dan op het platteland. Zo kom je uit bij vragen als: wat is een goede woning? Wanneer is een woning te heet? Wonen daar vooral kwetsbare of niet-kwetsbare mensen? En hoe bereik je die? Zo bewegen we langzamerhand van de technische naar de sociale oplossing.’

Het alleen klimaatbestendig maken van onze leefruimte volstaat niet. We kunnen de hitte in de stad niet wegpoetsen met meer groen. We moeten ook onze CO2-uitstoot verminderen.
Jeroen Kluck

Jeroen Kluck

Lector Klimaatbestendige Stad

Een koele woning is bepaald geen luxe. Kluck noemt de drie grootste natuurrampen in Nederland met dodelijke afloop van de afgelopen eeuw: de Watersnoodramp van 1953 en daarna de hittegolven van 2003 en 2006, waarbij respectievelijk 1000 en 1500 doden vielen. Het alleen klimaatbestendig maken van onze leefruimte, volstaat dan ook niet, benadrukt Kluck. ‘We kunnen de hitte in de stad niet wegpoetsen met meer groen. We moeten ook onze CO2-uitstoot verminderen.’

Klimaatzorgen

Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. We horen voortdurend over smeltende ijskappen, afstervend koraal en bosbranden. Toch lijken die rapporten nauwelijks effect te hebben. ‘Dat komt niet omdat mensen onverschillig zijn voor dit nieuws,’ zegt Reint Jan Renes, lector Psychologie voor een Duurzame Stad. ‘We weten uit diverse studies dat zo’n 75% van de mensen zich zorgen maakt over klimaatverandering. Dat hun gedrag niet of nauwelijks verandert, komt doordat er een kloof bestaat tussen weten, willen en doen: de klimaatspagaat. Veel van onze diepgewortelde menselijke neigingen, zoals het zoeken naar gemak, status en korte-termijnbeloning, werken tegen ons. Als duurzame keuzes moeilijk of duur zijn, winnen gewoonte en gemak het dus van idealen. Bovendien worden die neigingen versterkt door een niet-duurzame omgeving die consumptie aanmoedigt en korte-termijn-denken beloont. Het gebrek aan actie komt dus niet zozeer voort uit een gebrek aan motivatie, maar door barrières die mensen bij zichzelf én in hun omgeving ervaren.’

Maar moet het dan nog heter onder onze voeten worden voor we in beweging komen? ‘Dat lijkt een logische aanname,’ zegt Renes, ‘maar uit een recent, wereldwijd onderzoek blijkt dat mensen die extreme weersomstandigheden meemaken, zoals overstromingen of hittegolven, niet automatisch meer steun geven aan klimaatbeleid. Pas wanneer ze die gebeurtenissen ook toeschrijven aan klimaatverandering, neemt de steun toe. Ook speelt mee dat ze het gevoel moeten hebben dat wat zij doen daadwerkelijk van invloed is op het probleem. Tijdens de coronapandemie zagen mensen na een aantal weken daadwerkelijk de impact van hun handelen: de curve met het aantal besmettingen vlakte af. Dat gaat over response efficacy (“wat ik doe heeft zin”), wat een krachtige drijfveer is van ons gedrag.’

verbeelding van een toekomstig landschap
Floating futures: een afbeelding van het lectoraat Visual Methodologies door Carlo de Gaetano

Beelden die perspectief bieden

Niederer herkent uit haar eigen onderzoekspraktijk naar visualisaties bij klimaatvraagstukken hoe belangrijk het is om mensen handelingsperspectief te bieden. ‘Het is belangrijk dat beelden niet alleen het probleem verbeelden, maar ook ruimte laten voor de impact en mogelijke oplossingen,’ vertelt ze. ‘Angstaanjagende beelden kunnen een tegengesteld effect hebben en angst en sombere gevoelens in de hand werken, terwijl beelden die perspectief bieden juist uitnodigen tot reflectie. In het project Kijk in de Zeespiegel, waarin we  met een interdisciplinair team van onderzoekers een lespakket over zeespiegelstijging voor middelbare scholieren hebben ontwikkeld, hebben we geprobeerd feitelijke informatie te combineren met oefeningen die het onderwerp invoelbaar maken. We besteedden expliciet aandacht aan toekomstscenario’s en mogelijke maatregelen, zodat leerlingen ook konden nadenken over hun eigen leefomgeving in de toekomst. Dit  was maar een kleinschalige pilot, maar we zagen wel dat de leerlingen zich beter geïnformeerd en minder angstig voelden over klimaatverandering.’

Het is belangrijk dat beelden niet alleen het probleem verbeelden, maar ook ruimte laten voor de impact en mogelijke oplossingen. Angstaanjagende beelden kunnen een tegengesteld effect hebben.
Sabine Niederer

Sabine Niederer

Lector Visual Methodologies

Niederer pleit er dan ook voor om niet alleen beelden te laten zien die inzichtelijk maken wat er gebeurt als de AMOC stilvalt, maar ook de impact en de mogelijkheden tot adaptatie. ‘Ik zou het heel interessant vinden om te onderzoeken hoe er in de verschillende landen en gebieden die worden getroffen door deze verandering wordt gecommuniceerd. Hoe visualiseren zij het probleem en welke voorbeelden of metaforen gebruiken ze? Dat kan waardevolle inzichten opleveren voor klimaatcommunicatie.’

Renes noemt nog drie andere zaken die mensen in beweging kunnen zetten. ‘Mensen reageren sterk op sociale invloed en nabijheid. Als we zien dat mensen om ons heen duurzamer leven en dat dit wordt gewaardeerd, volgen we sneller hun voorbeeld. Daarnaast is het belangrijk het gewenste gedrag gemakkelijk te maken. Overheden en bedrijven moeten daarom de weg vrijmaken door drempels weg te nemen, niet alleen door mensen te overtuigen. Wat ten slotte belangrijk is, is om ruimte voor gesprek en gezamenlijke betekenisgeving te creëren. Verandering begint vaak bij kleine groepen die tegen de stroom in gaan. Hun ideeën worden breed opgepakt als er ruimte is voor dialoog in plaats van veroordeling. Als oplossingen relationeel gemaakt worden, is dat enorm krachtig voor het verspreiden van nieuw gedrag. Het werkt als “sociale kleefkracht”. Verandering ontstaat dus niet alleen uit schrik, maar ook uit herkenning, mogelijkheid en verbinding.’

Overal zie ik mensen, bedrijven en gemeenten die gewoon doorgaan met verduurzamen. Dat past ook bij wat we uit gedragswetenschap weten: verandering is zelden een rechte lijn, maar meer een proces van langzaam kantelen, eerst onzichtbaar, dan ineens versneld.
Reint Jan Renes

Reint Jan Renes

Lector Psychologie voor een Duurzame Stad

Politieke tegenwind, maar reden tot hoop

De politiek kan daarbij helpen, maar op dit moment zit het tij niet mee, erkent Renes. Zowel in de Nederlandse als de buitenlandse politiek is de aandacht verschoven naar thema’s als migratie, veiligheid en koopkracht. ‘Mensen laten zich sterk leiden door wat politieke leiders en andere invloedrijke figuren uitdragen,’ zegt Renes. ‘Hun woorden werken als normsignalen: ze laten zien wat binnen jouw groep normaal of belangrijk is. Wanneer leiders verdeeld of terughoudend zijn, ontstaat een soort verlamming: niet omdat mensen het probleem ontkennen, maar omdat ze de steun en richting missen om te handelen. Daarnaast werkt het vertrouwen in de overheid en hoe ze handelen door in hoe mensen zichzelf zien. Als burgers de politiek en overheid ervaren als ambitieus en consequent in klimaatbeleid, versterkt dat ook hun eigen milieu-identiteit. Ze gaan zichzelf meer zien als burgers die duurzaam leven. Maar als overheden uitstellen, bagatelliseren of vooral pragmatisch communiceren, zakt dat morele kompas weg.’ Renes heeft dan ook weinig vertrouwen in de wereldwijde Klimaattop, die van 10 tot en met 25 november plaatsvindt in Brazilië. Hij hoopt dat de top ‘minder een ritueel wordt van beloftes en meer een moment waarop politiek leiders laten zien dat ze zelf geloven in de transitie die ze van burgers vragen’.

Ondanks die politieke tegenwind is hij niet somber over het klimaat. ‘Er is gelukkig reden tot hoop. Overal zie ik mensen, bedrijven en gemeenten die gewoon doorgaan met verduurzamen. Dat past ook bij wat we uit gedragswetenschap weten: verandering is zelden een rechte lijn, maar meer een proces van langzaam kantelen, eerst onzichtbaar, dan ineens versneld. Ik haal mijn positiviteit uit die sociale kantelpunten. Uit de overtuiging dat we al dichter bij een omslag zitten dan we denken. En uit de wetenschap dat kleine gedragsveranderingen, als ze zichtbaar worden en elkaar versterken, kunnen uitgroeien tot iets groots.’

Meer lezen? 

Over de AMOC: KNMI - Bij hoge CO2-uitstoot is de kans groot dat de AMOC stilvalt(opent in nieuw venster)
Over visualisaties bij slecht nieuws:  Verbeelding als middel tegen doemdenken(opent in nieuw venster)
Over koele routes in de stad:  Cool Cities: een blauwdruk voor hittebestendige steden | HvA
​​​Of over benodigde gedragsverandering  een klimaatneutrale samenleving: Noblesse Oblige | Project | HvA 

Afbeelding bovenin: Weer app 2050 door Lisa Dolmans. Dit was een van de winnende Posters for the Planet(opent in nieuw venster)