Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding

Hoe kun je teacher leadership versterken?

Conclusie van het rapport 'Hoe kan het leiderschap van leraren in scholen versterkt worden?'

Uit veel onderzoek, en ook in Nederlandse praktijkvoorbeelden, blijkt dat teacher leadership vooral gezien wordt als een individuele kwaliteit van enkele leraren die daarmee een positie in school verwerven. Er ligt dus een duidelijke nadruk op role-based teacher leadership, maar deze vorm leidt tot de paradox dat het erkennen van enkele docenten impliciet anderen uitsluit.

Voor het duurzaam innoveren van onderwijs zijn echter alle actoren in de school nodig, en dat betekent meer vormen van community-based teacher leadership. Het versterken van deze vorm van leiderschap vraagt veel van leraren en schoolleiders.

Zeven kwaliteiten voor teacher leadership

In het NRO-rapport worden zeven kwaliteiten beschreven die zowel voor leraren als schoolleiders van belang zijn.

  1. Een perspectief dat de eigen werkomgeving overstijgt. Voor leraren geldt dat zij verder moeten kijken dan het eigen vak, de eigen klas en de eigen leerlingen. Voor schoolleiders geldt dat zij verder moeten kijken dan de eigen school, beseffen dat leraren inspiratie kunnen vinden buiten de school, en dat zij bereid moeten zijn contacten en netwerken buiten de school te erkennen en te faciliteren.
  2. Een visie en moreel bewustzijn. De wens invloed uit te oefenen moet komen uit een drijfveer voor goed onderwijs, met aandacht voor het betrekken van leerlingen en leraren. Bovendien hebben zowel leraren als schoolleiders een visie nodig op het beroep van leraar en op hun leiderschap bij onderwijsontwikkeling.
  3. Lef, initiatief en ondernemerschap. Leiderschap vraagt van leraren om agency en handelingsvermogen, out-of-the-box denken en het lef om nieuwe wegen te verkennen. De schoolleiding moet dat lef, initiatief en ondernemerschap erkennen en stimuleren, en alternatieve geluiden waarderen.
  4. Geloof in eigen kunnen. Leiderschap vraagt om nieuwe kwaliteiten, zoals kennis over goed onderwijs, de vaardigheid veranderingen te kunnen realiseren en een gevoel voor strategie, organisatiestructuur en politieke processen op school. Daar zal in veel gevallen ondersteuning en professionalisering voor nodig zijn, en schoolleiders kunnen daar een belangrijke rol in spelen.
  5. Netwerken. Het leiderschap van leraren speelt zich niet af in een isolement, maar wordt gevoed door interactie en samenwerking met anderen binnen en buiten de school. Die netwerken dragen bij aan de inspiratie en impact van de leraar. Schoolleiders kunnen deze netwerken versterken – waarmee ook een isolement van teacher leaders voorkomen wordt.
  6. Gunnen en gerichtheid op consensus. Leiderschap veronderstelt een dynamiek van leiden en volgen. Leraren en schoolleiders moeten elkaar het leiderschap dus kunnen en durven gunnen. Dat vraagt om consensus en gedeeld eigenaarschap. Op deze manier vergroot leiderschap van een leraar ook het leiderschap van anderen.
  7. Verantwoordelijkheid. Leiderschap kan niet zonder het krijgen, maar vooral ook het nemen van verantwoordelijkheid. Teacher leaders moeten daarom bereid zijn zich te verantwoorden naar collega’s, de schoolleider, en naar buiten. Dat werkt het beste in een schoolcultuur die uitnodigt en uitdaagt, mensen aanspreekt op de dingen die ze doen maar ook ruimte laat voor experimenteren en falen.

Welke andere actoren spelen een rol bij teacher leadership?

Deze zeven kwaliteiten gaan over leraren en schoolleiders, maar er zijn natuurlijk meer actoren. Ook zij spelen een rol in het versterken van het leiderschap van leraren:

Beleidsmakers: zij moeten in het beleid systematisch de inhoudelijke en leidende rol van leraren erkennen en daar ruimte voor laten.

Lerarenopleiders: zij dienen in de initiële opleiding en in nascholing van leraren bij te dragen aan de ontwikkeling van leiderschapskwaliteiten.

Onderzoekers: zij zouden meer onderzoek moeten doen naar vormen van community-based teacher leadership, naar de condities en effecten en naar inspirerende praktijken.

Gepubliceerd door  Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding 6 mei 2019