Onderzoek: Loopbaanbegeleiding is van iedereen

Integrale aanpak LOB stimulans voor kansengelijkheid en toegankelijk hoger onderwijs

27 mei 2021 15:45 | Studentenzaken

Hoe kan het dat studenten die in Nederland volgens de formele kansenstructuur gelijke toegang hebben tot het hoger onderwijs, in de praktijk toch verschillen in hun kansen om succesvol in, door en uit te stromen? Welke obstakels komen zij tegen? En welke keuzes maken zij in reactie hierop? Verschillende hogescholen en universiteiten zoeken in negen deelprojecten samen, onder leiding van Louise Elffers, naar antwoorden op deze én meer vragen in het onderzoeksproject ‘Toegankelijk hoger onderwijs voor, door en na de poort – een integraal perspectief op de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in Nederland’ van het Nationaal Regieorgaan Onderwijs (NRO). Ook de Hogeschool van Amsterdam draagt bij aan het onderzoek, met een deelproject dat zich bezighoudt met de vraag hoe loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) kan bijdragen aan toegankelijker hoger onderwijs.

Mieke van Diepen (onderzoeker bij het Lectoraat Kansrijke Schoolloopbanen in een Diverse Stad), Japke Ebbinge (docent-onderzoeker bij de HvA-opleiding Toegepaste Psychologie en ontwikkelaar en uitvoerder van de Leergang Loopbaancoaching) en Daphne Wiersema (hoofddocent bij het Lectoraat Kansrijke Schoolloopbanen in een diverse Stad en tevens docent-onderzoeker bij de HvA-opleiding Toegepaste Psychologie en ontwikkelaar en uitvoerder van de Leergang Loopbaancoaching) vormen samen het onderzoeksteam van het NRO-deelproject ‘Loopbaanbegeleiding is van iedereen. Voorwaarden en ingrediënten voor passende loopbaanbegeleiding in en op weg naar het hoger onderwijs’. Het idee voor dit onderzoek ontstond in de praktijk van de Leergang Loopbaancoaching. In deze leergang leren decanen en anderen die betrokken zijn bij loopbaanbegeleiding van jongvolwassenen door middel van een ‘ontwikkelingsgerichte benadering’ de zoektocht van leerlingen/studenten naar een passende studiekeuze voortdurend te ondersteunen.

“Wat Japke en mij opviel was dat deelnemers van de leergang geïnspireerd raakten om LOB in hun school een impuls te geven maar dit niet vanzelfsprekend voor elkaar kregen. Het is voor hen soms lastig om het geleerde toe te passen in de praktijk en ‘de rest van de school’ daarin mee te nemen,” vertelt Daphne. “Wij vroegen ons af hoe dat kwam. Wat maakt het lastig om dat enthousiasme en die inspiratie verder de school in te krijgen? En hoe kunnen we mensen die dit willen ondersteunen om dat wel voor elkaar te krijgen? Het liep ergens spaak en we wisten niet zo goed waarom.”

Loopbaanbegeleiding is van iedereen

Niet alle studenten en leerlingen zijn uit zichzelf bezig met hun loopbaan, vertelt Daphne. “In sommige gezinnen is het bijvoorbeeld niet zo vanzelfsprekend dat je gaat studeren, en sommige studiekiezers hebben al heel snel hun zinnen gezet op een bepaalde opleiding, studierichtingen uitgesloten of kiezen als vanzelfsprekend voor een vak waar zij altijd hoge cijfers voor haalden. Dan kan het zo zijn dat zij andere kansen en mogelijkheden onbewust over het hoofd zien. Het onderwijs kan leerlingen en studenten helpen deze kansen en mogelijkheden boven tafel te krijgen.” Maar waarom is het dan belangrijk dat de héle school wordt meegenomen in het loopbaanverhaal?

“Goede LOB staat of valt bij de expertise van het docententeam om de leeromgeving loopbaangericht in te richten,” legt Mieke uit. “Traditioneel gezien is de decaan verantwoordelijk voor de kwaliteit van de loopbaanbemiddeling op een school: LOB vindt vaak plaats tijdens ingeroosterde uren of tijdens een persoonlijke afspraak. Maar ook los van die momenten zijn er tal van kansen voor LOB.” Daphne: “Docenten staan bijvoorbeeld in direct contact met hun leerlingen en studenten en hebben daardoor, bewust of onbewust, direct zicht op hun kwaliteiten en loopbaancompetenties. Door die dingen te benoemen en het gesprek met leerlingen en studenten te openen, kunnen nieuwe inzichten en kansen ontstaan. Als leerlingen meerdere keren en van verschillende mensen horen dat bijvoorbeeld het hbo ook iets voor hen kan zijn, gaan ze er hopelijk zelf in geloven en mogelijkheden verkennen. Zo is iedereen een schakel in het verhaal, en draagt iedereen bij aan LOB.”

Interviews met alumni

Het onderzoeksteam zoekt dus antwoord op de vraag: ‘Wat hebben docententeams nodig om leerlingen/studenten te helpen passende keuzes te maken in hun loopbaan en hoe kunnen docenten geholpen worden om dit te doen?’. Het onderzoeksproject is gestart met het interviewen van alumni van de Leergang Loopbaancoaching om in kaart te brengen hoe loopbaanbegeleiding er nu uitziet in de praktijk en welke obstakels er worden ervaren (klik hier voor het onderzoeksrapport, of een samenvatting ervan).

Mieke: “Om iets voor leerlingen/studenten te kunnen betekenen op het gebied van loopbaanbegeleiding heb je als onderwijsprofessional drie dingen nodig: de juiste kennis, de juiste vaardigheden en de juiste attitude. Uit de gesprekken bleek al snel dat het op scholen aan wilskracht niet ontbreekt, maar dat docententeams vaak niet weten dat ze een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan LOB, en hoe ze dat dan kunnen doen. Ze voelen zich onvoldoende vaardig en spreken niet altijd dezelfde taal als de LOB-professional.” Docenten vragen zich soms af of loopbaanbegeleiding wel hoort bij hun baan. Kun je dat niet beter overlaten aan mensen die er specifiek voor hebben geleerd? Volgens Daphne en Mieke is die twijfel niet nodig: “Natuurlijk is het belangrijk dat studenten en leerlingen terechtkunnen bij een decaan of loopbaanbegeleider, maar ook als docent kun je kansen zien en leerlingen/studenten helpen deze te benutten. Dat dat nog niet altijd gebeurt is niet omdat docenten het niet kunnen, maar simpelweg omdat ze niet weten hoe ze moeten beginnen.”

Ook alumni van de leergang hebben soms moeite met het kiezen van de juiste vorm van begeleiding. Ze gaven aan nog regelmatig zelf voor hun leerlingen/studenten aan de slag te gaan met bijvoorbeeld het maken van een planning of het zoeken van een geschikte opleiding. Maar, legt Daphne uit: “Als je minder denkwerk vóór je leerlingen en studenten doet en je in plaats daarvan meer richt op luisteren, stimuleer je ze om zelf op verkenning te gaan.”

Een ander inzicht uit de interviews kwam uit de hoek van de decanen. Op de vraag ‘Wat zou je willen in de school en wat is nodig om LOB naar een hoger niveau te tillen?’ antwoordden ze dat het voor LOB nodig is om wat opener en nieuwsgieriger naar leerlingen te kijken. Daphne: “Dat bereik je door voorbij de cijfers te kijken en nieuwsgierig te zijn naar de hele leerling, dus ook buiten de klas. Wat drijft de leerling/student? En waar liggen diens kwaliteiten? Ook is het belangrijk om een goed beeld te hebben van de context waarin de leerling/student zich bevindt, zodat je ze binnen die kaders verder kunt helpen. Daarvoor is écht contact maken nodig.”

Professionalisering by doing

De conclusies van de interviews met alumni van de Leergang Loopbaancoaching vormen het uitgangspunt voor de volgende stap in het onderzoeksproject. Daarin begeleidt het onderzoeksteam zes onderwijsinstellingen bij het ontwikkelen en uitvoeren van een professionaliseringstraject.

In de onderwijspraktijk onderzoekt het team wat docenten - in alle rollen - in het vo, mbo en hbo nodig hebben om leerlingen te begeleiden naar een volgende stap die past bij de aanleg en motivatie, met oog voor - vaak onzichtbare - obstakels voor leerlingen met verschillende achtergronden. Er worden elementen en ervaringen uit bestaande programma’s gebruikt en elke onderwijsinstelling maakt keuzes over hoe leerlingen voortdurend geholpen kunnen worden passende keuzes te maken. Daphne: “We lopen mee met een team in de school, met steeds een alumnus van de leergang - die in die school werkt - in de lead. We kijken hoe zij proberen loopbaanbegeleiding van iedereen te maken. Eerst verkennen we samen de situatie: wat gaat er goed en welke obstakels zijn er? Hoe ziet iedereen de situatie en wat is de hulpvraag? Door te verkennen wat er aan de hand is en wie er in je team zitten komen er steeds nieuwe vragen op. Dat leidt tot waardevolle inzichten. Soms blijkt bijvoorbeeld dat het ideaalbeeld van de decaan afwijkt van het ideaalbeeld van de docenten. Als je loopbaanbegeleiding van iedereen wilt maken, dan moeten medewerkers elkaar de ruimte geven. Dat betekent soms dat je flexibeler moet zijn in hoe je het zelf had bedacht of dat je plannen moet loslaten.”

“We bekijken het vraagstuk daarom vanuit verschillende perspectieven en gaan breed met medewerkers in gesprek. Dus niet alleen met docenten, maar ook met mentoren, decanen en meer,” legt Mieke uit. “Vervolgens gaat de alumnus van de leergang met ons als sparringpartner interveniëren op de huidige situatie. Hoe dat eruitziet kan per school verschillen, afhankelijk van de situatie en behoeften. We zorgen wel altijd dat de schoolleiding betrokken is en expliciet akkoord geeft op interventies, en dat er ruimte wordt gemaakt voor het team in hun rooster om dit met ons te doen. Zo blijft de werkdruk reëel en creëren we draagvlak en verbinding. Onze benadering is zowel ontwikkelingsgericht als integraal: loopbaanbegeleiding vindt dus niet alleen plaats tijdens speciaal daarvoor ingeroosterde uren. We willen graag dat iedereen binnen de organisatie kansen gaat herkennen voor LOB.”

Eindpunt

De zes professionaliseringstrajecten zullen leiden tot een set ingrediënten om loopbaanbegeleiding (meer) van iedereen te maken. Wat kunnen we daarvan verwachten? “Na afloop van het onderzoek hebben we inzicht in waarom loopbaanbegeleiding nu vaak nog niet van én voor iedereen is,” vertelt Daphne, “en kunnen we laten zien welke oplossingen er binnen verschillende scholen zijn ontstaan. Er zijn veel tools beschikbaar voor LOB, maar minstens zo belangrijk zijn de manieren waarop je die gebruikt en iedereen erbij betrekt. Wat hebben de docenten nodig om LOB te kunnen uitvoeren? We delen daarover verhalen uit de praktijk. Los van de tools schetsen we ook een uiteenzetting van wat er binnen een organisatie nodig is om loopbaanbegeleiding van iedereen te maken. Niet de middelen, maar de mindset daarachter. Een gedragen visie door de school, waardoor iedereen weet hoe hij een bijdrage kan leveren aan LOB, zich daar bekwaam bij voelt en het op eigen manier kan inrichten.”