Kenniscentrum Maatschappij en Recht

Datagericht werken in de forensische jeugdzorg

Lectorale rede van Marc Noom, bijzonder lector Forensische Jeugdzorg

29 jan 2024 12:01 | Kenniscentrum Maatschappij en Recht

Marc Noom werd op 1 januari 2022 benoemd als bijzonder lector Forensische Jeugdzorg aan de Hogeschool van Amsterdam. In zijn lectorale rede van 18 januari 2024 pleit hij ervoor meer gegevens te verzamelen en die gericht in te zetten om de effectiviteit van de forensische jeugdzorg te verbeteren, zodat jongeren de best passende zorg kunnen krijgen.

De forensische jeugdzorg in Nederland richt zich op twee groepen jongeren: jongeren die slachtoffer zijn van mishandeling, verwaarlozing, misbruik of huiselijk geweld, en jongeren die zelf delinquent of antisociaal gedrag vertonen. Voor beide doelgroepen worden door verschillende samenwerkende instanties (jeugdhulp, jeugdbescherming, wijkteams, jeugdreclassering) behandelingen en maatregelen ingezet om jongeren en directe gezinsleden te ondersteunen en recidive te voorkomen.

“Op papier lijkt dit een uitgebreid en passend aanbod, maar de praktijk is weerbarstig,” zegt Marc Noom. “Jongeren vinden niet altijd de weg naar de best passende zorg. Een reden daarvoor is dat we niet altijd weten welke interventies het meest effectief zijn bij een bepaalde problematiek of bepaalde omstandigheden. Er wordt niet goed gemeten wat werkt, voor wie, en waarom.”

Om hier beter zicht op te krijgen, is het nodig om structureel in kaart te brengen welke problemen deze jongeren hebben, welke risico- en beschermingsfactoren daarbij een rol hebben gespeeld, welke interventies zijn ingezet en welke resultaten daarmee zijn bereikt. “Op deze manier kan kennis over effectiviteit opgebouwd worden en kunnen we beter voorspellen wat het resultaat van een behandeling zal zijn.” Dit vraagt om meer en uitgebreide dataverzameling.

Uitdagingen bij datagericht werken

Er zijn echter verschillende uitdagingen die datagericht werken in de praktijk van de jeugdzorg bemoeilijken. Marc Noom: “Het meten van effectiviteit in de forensische jeugdzorg is niet eenvoudig. Wat moet je precies meten? Hoe meet je dat? Bij wie? Hoe vaak? Het is niet altijd vanzelfsprekend hoe de uitkomst van een behandeling zich het best laat meten.”

De effectiviteit van een behandeling wordt bijvoorbeeld vaak gemeten op groepsniveau. Jongeren die niet goed reageren op de behandeling of zelfs uitvallen uit het traject worden daarbij uit het oog verloren, terwijl het juist uiterst leerzaam is te weten waarom een behandeling in hun geval niet aansloeg.

Daarbij komt dat bij zowel behandelaren als de doelgroep (jongeren en opvoeders) scepsis bestaat over het nut van metingen. Behandelaren zien gegevensverzameling vaak vooral als een administratieve last. En jongeren ervaren nut en noodzaak van metingen zelf niet, waardoor ze niet gemotiveerd zullen zijn om steeds weer vragenlijsten in te vullen.

Samenwerking met praktijkinstellingen

Het lectoraat Forensische Jeugdzorg wil samen met de praktijk en de opleiding antwoorden vinden op de verschillende uitdagingen. Tijdens het afsluitend tafelgesprek ging Marc Noom in gesprek met twee professionals uit het werkveld van de jeugdzorg. Marc Dinkgreve (kennisambassadeur en GZ-psycholoog bij Jeugdbescherming Regio Amsterdam) onderkent de vrees van professionals in de jeugdbescherming dat meer data verzamelen tot meer werkdruk zal leiden. “De uitdaging is om het zo makkelijk mogelijk te maken voor alle betrokkenen.”

Marc Noom pleit daarom voor een structurele terugkoppeling aan jongeren, opvoeders en behandelaren om hen in de praktijk te laten zien wat het nut van metingen kan zijn. Het uitgangspunt daarbij moet zijn dat de te meten gegevens in de eerste plaats zinvol en ondersteunend zijn voor de professionals, zodat het hen helpt bij het bepalen welk behandeltraject het best ingezet kan worden.

Ook aangeschoven is Alexandra Doukakis (criminoloog en Adviseur Doorgroeiers Aanpak Actiecentrum Veiligheid en Zorg, Gemeente Amsterdam). Zij onderstreept de noodzaak van metingen naar effectiviteit. “Hulpverleners willen heel graag mensen helpen, maar we moeten wel letten op wat werkt en wat niet.” Ze is blij dat het lectoraat benadrukt om niet alleen risicofactoren te meten (die het ontstaan van probleemgedrag kunnen vergroten) maar ook beschermingsfactoren (eigenschappen en kenmerken die probleemgedrag juist kunnen verkleinen). “Wat gaat wel goed? Wat kunnen we versterken? We moeten niet alleen focussen op de kwalijke eigenschappen van een individu.”

Naar een gedegen systeem voor dataverzameling

In de komende tijd streeft het lectoraat ernaar om samen met praktijkinstellingen en professionals na te denken over de ideale opzet van dataverzameling waarmee gedegen geëvalueerd kan worden wat, bij wie en hoe vaak gemeten moet worden. Zodat uiteindelijk de forensische jeugdzorg zo effectief mogelijk jongeren en hun gezinnen kan helpen hun weg te vinden naar een beter bestaan.

Slideshow van de lectorale rede in het Jakoba Mulderhuis