Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding

Portret Bob

Portretten en voorbeelden van teacher leaders

Bob is biologieleraar op een middelbare school in het midden van het land. Binnen deze school verzorgen leraren in samenwerking onderwijs in zogenaamde “leerhuizen”.

Dit zijn grote ruimtes (ongeveer de grootte van vier normale klaslokalen), waar vier groepen leerlingen gelijktijdig onderwijs kunnen volgen. Bob is samen met ongeveer tien collega’s verantwoordelijk voor het onderwijs in hun leerhuis. Altijd staat hij met twee of drie collega’s tegelijkertijd in het leerhuis. Juist door deze ontmoeting in het dagelijks werk trekken leraren op de school intensief met elkaar op om het onderwijs te verbeteren.

Voor Bob krijgt zijn leiderschap niet zozeer vorm in een formele positie, maar doordat hij een voorbeeldfunctie kan vervullen voor collega’s of leerlingen: “Ik ben geen formele leider, en die rol wil ik ook niet per se pakken. Het is voor mij vooral van belang dat wat ik doe en wat ik ontwerp, aanzet tot verdere ontwikkeling”. Bob ziet zijn leiderschap zowel vorm krijgen in de klas met leerlingen als in het ontwerpen en ontwikkelen van nieuw onderwijs met collega’s. Hij geeft twee voorbeelden:

“Samen met een collega heb ik twee jaar geleden het hele vak ANW eruit gegooid en zijn we met een nieuw en beter plan gekomen. ANW was geen verplicht vak meer en het was ook niet meer aantrekkelijk voor leerlingen. Toen hebben wij durven zeggen dat het niet meer goed genoeg was en het roer om durven gooien. Iets helemaal loslaten en omgooien vinden leraren over het algemeen moeilijk. Je weet niet wat ervoor terugkomt. Dat vraagt om vertrouwen. En je moet feedback durven vragen op hoe je het doet. Dat zijn stappen die heel veel mensen lastig vinden. Het vak is nu echt een goede bijdrage aan het curriculum.

Waar ik mezelf ook zie als teacher leader, is in de manier waarop ik mijn lessen opbouw. Bij ons op school vinden we zelfsturend leren heel belangrijk. Daarom flip ik mijn lessen zoveel mogelijk, met minimale klassikale instructie. Daardoor nemen leerlingen ook een zelfverantwoordelijke rol. En wat ik heel leuk vind, is dat de leerlingen deze werkwijze ook gaan vragen aan andere leraren. Zo heb ik via leerlingen invloed op collega’s. Collega’s help ik om het ook toe te passen in hun lessen. Zo leg ik dus niet alleen de lat voor mezelf hoog, maar ook voor collega’s”.

In de ogen van Bob vraagt dit teacher leadership van hem dat hij heel kritisch kijkt naar zijn eigen handelen en zijn handelen constant analyseert: “Het vraagt dat je processen helemaal kunt analyseren en uitsplitsen. En kleine stukken goed kunt analyseren. Je moet heel analytisch naar je eigen handelen kijken. Bijna natuurwetenschappelijk: als ik dit verander, krijg ik dat resultaat”. Verder helpt het om de tijd te nemen om veranderingen door te voeren. De waan van de dag is daarbij “absoluut een belemmerende factor”. Verder vertelt Bob dat ook de leerlingen op school vragen om een kritische en proactieve houding van leraren:

“Wat ook meespeelt bij ons op school, is dat wij leerlingen hebben die continu aan ons vragen om ons te blijven ontwikkelen. Als ik een slechte dag heb, krijg ik dat te horen van leerlingen. Als ik een slechte periode met ze analyseer, dan geven ze het ook aan als ik iets slecht heb behandeld. Leerlingen stellen de eis om het beste uit onszelf te halen”.

Zo maakt het verhaal van Bob duidelijk hoe sterk het leiderschap van leraren verbonden is aan het primaire proces.

Gepubliceerd door  Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding Teacher leadership 6 mei 2019