Kenniscentrum Maatschappij en Recht

Goedjaarseind of op vakantie?

Blog door dr. Alex Straathof
Gepost op: 20 jun 2014

Afgelopen zaterdag stond er een interview met Elco Brinkman in de NRC. Een afscheidsinterview. Hij vertrekt als voorzitter van Bouwend Nederland. De lobbyclub van bouwondernemingen. In het gesprek komt het onderwerp bouwfraude aan de orde.

parlementaire enquête

Om het nog even in herinnering te brengen: naar aanleiding van het vinden van een dubbele boekhouding werd begin deze eeuw een parlementaire enquête ingesteld. Daaruit bleek dat veel bouwbedrijven zich bezighielden met verboden prijsafspraken. In de bouw was een cultuur gegroeid waarin men het werk onder elkaar verdeelde. Concurreren hoefde niet meer.

Zelfgenoegzame cultuur

Zonder dat het er direct over gaat, speelt de NRC-interviewer met de vraag of Brinkman erin geslaagd is iets aan die zelfgenoegzame cultuur van de bouw te doen. De laatste vragen van de journalist gaan in op de verbouwing van Brinkmans eigen stadsvilla in Leiden. ‘Duurde het langer dan gepland? Werd het duurder dan gedacht?’ Brinkman geeft nog aan dat het altijd aan de opdrachtgever ligt, want die weet vaak niet wat hij wil, waardoor er meerwerk ontstaat. Toch geeft hij te kennen: ‘Maar goed, ook bij ons is het dus duurder geworden. Veel duurder.’

Negatieve beeldvorming

Die vraag, of de cultuur in de bouw veranderd is, is interessant. Kennelijk twijfelt de journalist eraan. Het is een cultuur waarin een afspraak geen afspraak is, waarin het belang van de opdrachtgever ondergeschikt wordt gemaakt aan het belang van de bouwer. Hij verwoordt in zijn vragen een algemene opinie. Brinkman bevestigt het beeld dat je bij verbouwingen duurder uit zult zijn dan afgesproken. Dat ligt niet aan opdrachtgevers, maar aan de bouwers zelf. Die kunnen door hun ervaring de werkelijke kosten van een verbouwing inschatten. Maar ze stellen deze kennis niet ten dienste van klanten, om op die manier te concurreren. Dat leidt tot negatieve beeldvorming. De zelfgenoegzame cultuur, nu in de gedaante van prijsopdrijving na het gunnen van een opdracht, is schadelijk voor de bouw als geheel.

Langjarige waarde

In Waterland, het gebied boven Amsterdam dat vroeger werd bevolkt door boeren en kooplieden, heb je, wat ze noemen ‘goedjaarseind’. Wie aan het eind van het jaar geld overhield, liet daar een nieuw deel aan zijn woning van bouwen. Als je door Broek in Waterland loopt, zie je de voorbeelden. Zo werd incidenteel geld geïnvesteerd in langjarige waarde: een kapitaalgoed, de eigen woning. Dat is verstandig. Het verhoogt je woongenot en als je je huis verkoopt, komt het geld weer vrij in de vorm van meeropbrengst. Dat veronderstelt wel dat zo’n uitbouw niet gepaard gaat met onverwachte kosten. Eindejaarsgeld was geen flexibel depot. Dat hoefde ook niet, want vaklieden maakten afspraken, waar ze zich aan hielden.

Bouwcultuur

Wat gebruikelijk was in Waterland, kan nu niet meer. Wie geld overhoudt, kiest liever voor een verre vakantie, dan voor een verbouwing. De langjarige economische waarde van die beslissing is beperkt. Dat is jammer voor bewoners, maar nog meer voor bouwers. De door Brinkman impliciet bevestigde bouwcultuur is gebaat bij een cultuurverandering. Als blijkt dat klanten kiezen voor een verbouwing in plaats van een vakantie, dan is die verandering geslaagd. Het is nu aan Maxim Verhagen, de opvolger van Brinkman, daar wat van te vinden.

Eerder gepubliceerd op Folia Web.